U bent hier
Brussel, een verloren zaak
Brussel, een verloren zaak.
Elk jaar, rond de kerstperiode, staan ze er weer, de kerstmarkten. Elke grote, zichzelf respecterende stad, heeft er wel ééntje.
Zaterdag ll., onder een stralend zonnetje en een winterse temperatuur van 6°C, jawel, u leest het goed, met de trein vanuit A’pen, een dagje gaan brusselen. Geen gezeur dus rond je hoofd bij het vinden van een parkeerplaats voor die heilige koe, die auto heet. Gewoonweg Zalig!!!
Na een kort ritje kom je aan in Brussel Centraal. “Perron 3, de trein met als eindbestemming Charleroi, heeft een vertraging van 5 minuten”; hoor ik de omroeper nog net meedelen bij het verlaten van het treinstel. Dat klinkt vertrouwd in de oren of toch ook weer niet. Gelijk gaat hij verder in het Frans, Engels en zowaar ook Duits. Dat kennen wij in A’pen niet. Zou ik misschien in een ver buitenland toegekomen zijn?
De roltrap naar boven en dan hop naar de Albertinabibliotheek om eerst wat cultuur op te snuiven. Er loopt nog tot eind december, een prachtige tentoonstelling over de Vlaamse miniaturen. Een echte aanrader. Dit immense gebouw, herbergt een schat aan boeken, kranten, manuscripten. Alles wat een belezen man of vrouw echt blij kan maken.
De verbijstering is echter groot, wanneer je met moeite aan de balie aan de weet komt, waar je nu eigenlijk wezen moet om de tentoonstelling te bezoeken. “Excusez-moi, monsieur,ik spreek niet goed de Nederlands, parlez-vous Français?” Daar gaan we alweer. Als goede N-VA’er weiger ik de taal van Molière te spreken in m’n eigenste hoofdstad, leg de gestelde vraag naast me neer en probeer het nog een keer. “Een ogenblik, aub”: zegt ze. De baliebediende neemt de telefoon en roept haar collega ter hulp. Zij verschijnt binnen de minuut op het appel. Een ‘echte’ Brusselse dame met zalig accent. Ze vertelt me al wat ik weten wil.
Zo rond het middaguur, begint m’n maagje wat te knorren en duik ik het centrum van Broeksele, de oude benaming voor Brussel, in.
Overal brandt de kerstverlichting, geuren de kraampjes naar warme wafels, braadworsten, warm kriekbier, … Gezelligheid troef. Op de Anspachlaan rijden bussen op en af. Van alle windstreken van ons land en ver daarbuiten, komen ze afgezakt om een bezoekje aan de kerstmarkt te brengen. Met z’n allen blijken ze het niet vreemd te vinden, dat de marktkramers haast geen Nederlands spreken. Vlotjes schakelen ze dan maar over naar het op school geleerde Frans en weten zo een gesprek op gang te trekken, alvorens tot de aankoop van het geschenkje voor ma, pa, kleindochter,…, over te gaan. Ook onze noorderburen hebben zich deze eigenschap eigen gemaakt, alleen verloopt het allemaal wat stroever. Een gebrek aan oefening en vooral woordenschat, denk ik.
De markt begint al gauw te vervelen en ik trek naar de Zavel. Waar het zonet nog de plebs was, die zich allerlei prullaria voor het kerstgebeuren liet aansmeren, hier is het de ‘High life’ die zich het leven laat welgevallen. Dure wagens, bontmantels, merkkledij, aan chocolade verslaafde dames en heren, je komt ze hier in grote getallen tegen. De winkeliers kennen hun cliënteel en hebben een oplossing voor het netelige taalprobleem gevonden, zo lijkt het wel. Tweetaligheid, juist ja. Prijsaanduidingen eerst in het Frans en daaronder gewoon in het Engels. Probleem opgelost. Handig toch. Wie spreekt er nu niet een mondje Engels, tegenwoordig?
Ik stap één van de vele antiekzaken binnen en probeer de aangeboden formule uit. Een aardige man stapt op me toe en vraagt “en Français”, wat hij voor me doen kan. “Ik zou graag een woordje uitleg hebben over een ets die in het uitstalraam staat”, zeg ik. De verkoper denkt twee luttele seconden na, schakelt over naar een soort Engels met Frans accent en doet z’n uitleg. Ik ben daarmee niet gediend en stel de vraag opnieuw in m’n eigenste moedertaal, benieuwd naar zijn reactie. Er wordt een oudere man bijgeroepen, die me van de nodige informatie kan voorzien.
Nog even een andere winkel proberen. Ditmaal een chocolade- en gebakjeswinkel. Opnieuw dezelfde toon van aanzetten. Frans, daarna Engels, maar Nederlands, neen, dat veroorzaakt bij allen een vorm van lichte paniek.
De avond valt, de straatverlichting wordt aangestoken en ik besluit opnieuw huiswaarts te trekken. Brussel lijkt wel een lichtstad die voor Parijs niet moet onderdoen.
Ook de terugreis start met een vertraging van 5 minuten en op de trein mijmer ik nog wat na over de voorbije dag. Brussel is voor de Vlamingen een verloren zaak. Haar inwoners en bestuurders staan vijandig tegenover hen die haar in leven houden. Het lijkt wel of ze enkel de hoofdstad van Wallonië-Brussel wil zijn. Waarom pompen wij hardwerkende Vlamingen, dan nog steeds geld en straks nog wat extra’s in deze stad? Schei toch uit en open je ogen. Laat hen zelf beslissen, hun eigen weg gaan en maak van Antwerpen de hoofdstad van de republiek Vlaanderen.
Gerd Gheysens